economie / definitie / woordenboek van de Spaanse taal

van lat. mediev. oeconomia, en dit van de gr. οفκονομία oikonomia, Uit οἶκος oîkos ‘huis’ en νέμειν némein ‘distribueren’,’ beheren’; cf. lat. oeconomia ‘arrangement van een literair werk’.

1. F. effectief en redelijk beheer van goederen.

2. F. verzameling van goederen en activiteiten die deel uitmaken van de rijkdom van een collectief of een individu.

3. f. Wetenschap die de meest effectieve methoden bestudeert om te voldoen aan menselijke materiële behoeften, door het gebruik van schaarse goederen.

4. inperking of adequate verdeling van materiaal of expressieve hulpbronnen.

5. F. het besparen van arbeid, tijd of andere goederen of diensten.

6. f.pl. spaargeld in reserve.

7. f.pl. vermindering van aangekondigde of verwachte uitgaven.

dierlijke economie

1. jij f. pl. Harmonische set van organische apparaten en fysiologische functies van levende lichamen.

gesloten economie

1. F. economie die handelsbeperkingen vaststelt die haar in hoge mate isoleren van deviezen.

schaalvoordelen

1. F. lagere eenheidskosten van een product, bereikt door het verhogen van de totale geproduceerde hoeveelheid.

markteconomie

1. f. economisch systeem waarin beslissingen de neiging hebben om het grootste voordeel te verkrijgen volgens de prijzen van vraag en aanbod met een minimum aan regulering.

welvaartseconomie

1. f. een economie die als algemeen doel heeft de fundamentele diensten en middelen voor een waardig leven tot alle sociale sectoren uit te breiden.

gerichte economie

1. f. een systeem waarin de overheid de door de economische subjecten te bereiken doelstellingen en de grenzen van hun optreden vaststelt.

gemengde economie

1. f. economisch systeem waarin een deel van de besluiten onderworpen is aan doelstellingen en beperkingen die door de centrale autoriteit worden opgelegd, terwijl de rest volgens marktmechanismen wordt vastgesteld.

planeconomie

1. f. Economische systeem waarin de meeste beslissingen worden beheerst door de periodieke plannen van de centrale autoriteit.

politieke economie

1. f. p. us. economie(science wetenschap).

zwarte economie

1. f. economische activiteit buiten de wettelijke kanalen, zonder te verschijnen in fiscale of statistische registers.

externe economieën

1. f.pl. winsten van een onderneming die indirect worden behaald door het loutere feit dat in haar omgeving toegankelijke productiemiddelen of bedrijven met verwante activiteiten worden gevonden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.