Jozua 7 NBG – Jozua 7 NBG

Achans zonde

1 maar de Israëlieten waren ontrouw met betrekking tot de toegewijde dingen 7:1 de Hebreeuwse term verwijst naar het onherroepelijk overdragen van dingen of personen aan de Heer, vaak door ze volledig te vernietigen; ook in de verzen 11, 12, 13 en 15.; Achan, de zoon van Karmi, de zoon van Zimri, 7: 1 Zie Septuagint en 1 Chron. 2: 6; Hebreeuws Zabdi; ook in verzen 17 en 18. de zoon van Zerah, van den stam van Juda, nam sommigen van hen. Dus de toorn van de Heer brandde tegen Israël.2 Nu zond Jozua mannen van Jericho naar Ai, nabij Beth Aven ten oosten van Bethel, en vertelde hen: “Ga op en spioneer het gebied.”En de mannen gingen op en bespiedden Ai.

3 toen ze terugkeerden naar Joshua, zeiden ze: “niet het hele leger zal tegen Ai op moeten gaan. Stuur twee of drieduizend man om het in te nemen en maak het hele leger niet moe, want er wonen maar een paar mensen. 4 zo gingen er ongeveer drieduizend op, maar zij werden verslagen door de mannen van Ai, 5 die ongeveer zesendertig van hen doodden. Ze jaagden de Israëlieten uit de stadspoort tot aan de steengroeven en sloegen hen neer op de hellingen. Toen smolt het hart van de mensen van angst en werd als water.Toen scheurde Jozua zijn kleren en viel met zijn gezicht op de grond voor de ark des Heren, en bleef daar tot de avond. En de oudsten van Israel deden hetzelfde, en sprengden stof op hun hoofden. 7 Toen zeide Jozua: Ach, Heere, Waarom hebt gij dit volk ooit over de Jordaan gebracht, om ons over te geven in de hand der Amorieten, om ons te verdelgen? Waren we maar tevreden geweest om aan de andere kant van de Jordaan te blijven! 8Pardon uw dienaar, Heer. Wat kan ik zeggen, Nu Israël verslagen is door zijn vijanden? 9 de Kanaänieten en de andere mensen van het land zullen dit horen en zij zullen ons omringen en onze naam van de aarde uitroeien. Wat ga je dan doen voor je eigen grote naam?”

10de Heer zei tegen Jozua, ” Sta op! Wat doe je op je gezicht? 11 Israël heeft gezondigd; zij hebben mijn verbond geschonden, dat ik hun geboden heb te houden. Zij hebben een aantal van de toegewijde dingen genomen; ze hebben gestolen, ze hebben gelogen, ze hebben ze bij hun eigen bezittingen gezet. 12 daarom kunnen de Israelieten niet tegen hun vijanden staan; zij keren hun rug toe en vluchten, omdat zij tot vernietiging zijn gebracht. Ik zal niet meer bij jullie zijn tenzij jullie vernietigen wat onder jullie gewijd is aan vernietiging.

13 ” ga, wijd het volk. Zeg tot hen: heiligt u tot morgen; want dit is wat de HEERE, de God Israels, zegt: Er zijn verbannende dingen onder u, o Israel! Je kunt je niet verzetten tegen je vijanden totdat je ze verwijdert.14″ ’s morgens, presenteer jezelf stam voor stam. De stam die de Heer kiest zal clan voor clan naar voren komen; de clan die de Heer kiest zal familie voor familie naar voren komen; en de familie die de Heer kiest zal man voor man naar voren komen. 15 al wie met de verborgene dingen gevangen wordt, zal door het vuur vernietigd worden, evenals alles wat hem toebehoort. Hij heeft het Verbond van de Heer geschonden en heeft iets schandelijks gedaan in Israël!'”

16 vroeg de volgende ochtend liet Jozua Israël naar voren komen door stammen, en Juda werd gekozen. 17 toen kwamen de clans van Juda, en de Zerahieten werden uitverkoren. Hij liet de stam van de Zerahieten naar voren komen en Zimri werd uitgekozen. 18 en Josua liet zijn huisgezin man voor man voorttrekken; en Achan, de zoon van Karmi, den zoon van Zimri, den zoon van Zerah, uit den stam van Juda, werd uitverkoren.19 toen zei Jozua tegen Achan: “mijn zoon, geef eer aan de Heer, de God van Israël, en eer hem. Zeg mij wat gij gedaan hebt; verberg het niet voor mij.”

20Achan antwoordde: “Het is waar! Ik heb gezondigd tegen de Here, de God van Israël. Dit heb ik gedaan.: 21 toen ik in de plundering een prachtig gewaad uit Babylonië zag, 7: 21 Hebreeuws Shinar tweehonderd sikkels7:21 dat wil zeggen, ongeveer 5 pond of ongeveer 2,3 kilogram zilver en een staaf van goud die vijftig sikkels wegen,7: 21 dat wil zeggen, ongeveer 1 1/4 pond of ongeveer 575 gram ik begeerde ze en nam ze. Ze zijn verborgen in de grond in mijn tent, met het zilver eronder.”

22zo zond Jozua boodschappers, en zij renden naar de tent, en daar was het, verborgen in zijn tent, met het zilver eronder. 23 zij namen de dingen uit de tent, brachten ze tot Jozua en tot het ganse Israel, en spreidden ze uit voor het aangezicht des HEEREN.24 Toen nam Jozua, samen met gans Israel, Achan, de zoon van Zerah, het zilver, het kleed, de gouden richel, zijn zonen en dochters, zijn vee, ezels en schapen, zijn tent en alles wat hij had, naar het dal van Achor. 25 Josua zeide: Waarom hebt gij ons deze benauwdheid aangedaan? De Heer zal je vandaag problemen bezorgen.”

toen stenigde heel Israël hem, en nadat ze de rest hadden gestenigd, verbrandden ze hen. 26 over Achan stapelden zij een grote berg rotsen op, die tot op dezen dag overblijven. Toen keerde de Heer Zich van zijn felle toorn. Daarom heet die plaats het dal van Achor7:26 Achor betekent benauwdheid. sindsdien.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.